2008      
2008      

Het Slagroomproject, over eetbare schilderijen met ‘smakeloze’ kleuren

Maar al te vaak wordt de stelling “over smaak valt niet te twisten” als een dooddoener ten tonele gevoerd. Je vindt iets mooi of lelijk en daarmee worden uitgebreide discussies meteen de kop in gedrukt. Kunstenaar Bob Negrijn (1961) gaat de uitdaging aan om ons als mens en toeschouwer ervan te overtuigen dat veel esthetische waarden slechts zijn aangeleerd en dat ook een schilderij met ‘smakeloze’ kleuren mooi kan zijn, emoties kan oproepen en herinneringen losmaken. Met zijn 'Slagroomproject' uit 1999 wil Negrijn proberen onbevooroordeelde reacties uit te lokken met “een levenslustige, schijnbaar naïeve speelsheid, een overvloed aan zintuiglijke texturen, elektrische kleuren en impressies.”

In het project verwijst Negrijn naar het “puur zintuiglijke plezier van het leegdrukken c.q. leegspuiten van een slagroomspuit” en naar “de manier waarop je reageert op slagroom, kommen met melk, boter en huttenkaas”. Zoals een slagroomspuit een verjaardagscake versiert, ‘decoreert’ Negrijn zijn schilderijen. De pasteuze lijnen - in het karakteristieke, ritmische verloop van echte slagroomlijnen - zijn opgebouwd uit acrylverf die is vermengd met iriserende pigmenten. Alle lijnen lopen in dezelfde richting, in een ordelijke maar niet geometrische regelmaat. Door het gebruik van oplichtende kleuren die in tint en helderheid verlopen, verandert de aanblik van het schilderij wanneer je erlangs loopt. De serie werken die Negrijn in deze trant maakt is een vervolg op eerder werk, waarin systematische lijnen en vlakken in lichte, zoete kleuren, als ondergrond dienen voor herkenbare beelden, die in pasteuze verflijnen op het doek zijn aanbracht.

In ander recent werk staan subtiele geometrische vlakjes en lijnen in pastelkleuren letterlijk centraal, en hebben de schilderlijsten een specifieke vorm gekregen. Nu gebruikt Negrijn juist heel weinig verf, waardoor het geheel een transparant karakter krijgt. De wolkvormige, houten lijsten zijn met een iriserende verf bespoten, waardoor de lichtval en het standpunt van de toeschouwer de kleurintentie - van roze, paars naar groen – bepalen.

Naast schilderijen maakt Negrijn foto’s, meubels, tapijten, sculpturen en installatie-achtige tentoonstellingen. In al de diversiteit blijft in de meeste gevallen de zichtbare, voor iedereen herkenbare wereld onderwerp. Hiermee laat hij een bijzondere, soms confronterende kijk op de werkelijkheid zien. Ook de normale dingen van alledag bezitten volgens Negrijn schoonheid en zijn het waard te worden afgebeeld of gebruikt. Hij ziet zijn werk “als een verontschuldiging voor de achteloosheid en het ongeduld waarmee ik meestal omga met die dingetjes die mij omringen en die eigenlijk heel belangrijk zijn (bloemen, groenten, etenswaren en andere voorwerpen).” Met zijn stillevens - of het nu foto’s, meubels of schilderijen zijn - vertelt Negrijn iets over zijn voorliefde voor het vanzelfsprekende en voor de truttigheid waarmee men zich vaak omringt, maar tegelijk ook iets over de voorgeprogrammeerde, bevooroordeelde mens en zijn burgerlijkheid. Hij ziet dat de volwassen mens het vermogen verliest onbevangen en onbevooroordeeld te reageren, en probeert ons daarom duidelijk te maken dat we moeten vergeten wat ons is aangeleerd: “zoals porceleinen figuurtjes, geglazuurde verjaardagstaartjes, snoep en hun zinnelijke en eetbare kwaliteit, die aan iedereen appelleert maar verdrongen is door aangeleerde esthetische waarden (goede smaak).” Maar niet iedereen zal zijn uitspraak “roze is niet vulgair maar prachtig!” voor zoete koek slikken.

Daarnaast wil Negrijn benadrukken dat het in het echt aanschouwen van zijn kunst - met name de werken uit zijn 'Slagroomproject' - noodzakelijk is en dat een reproductie van een werk niet voldoende de intenties van de kunstenaar kan weergeven. Een foto kan niet de verfsensatie of transparantie en het kleurverloop van een schilderij benaderen.